Ree

Latijnse benaming: Capreolus capreolus

Kenmerken ree

Een ree is met een schouderhoogte van 60 tot 90 cm de kleinste hertachtige in Nederland. Een ree heeft geen of een klein gewei, een zwarte neus en een witte kin. De geelbruine of roodbruine zomervacht kleurt in de winter grijzer en donkerder. Het mannetje, de bok, heeft een niervormige witte vlek op zijn achterste. Die witte vlek is bij het vrouwtje, de geit, hartvormig en wordt groter als er gevaar dreigt.

Reeën leven bij voorkeur in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende velden, maar ook in heidevelden, rietvelden, duinen en akkerbouwgebieden. In de schemering is de kans groter om een ree te spotten. Dan verruilen reeën hun veilige plek met bomen en bosschages voor een plek om te eten. Op het menu van een ree staan: grassen, bladeren, kruiden, bramen, bessen, noten, paddenstoelen, uitlopers van struiken en bomen en soms ook landbouwgewassen als bieten en knollen. Overdag zoeken reeën de rust op om te liggen en te herkauwen.

Wist u dat?

  • Eind mei, begin juni worden de reekalveren geboren. Het vrouwtjesree (geit) zoekt een rustig, vrijwel onzichtbaar plekje uit voor haar kalf. Meerdere kalfjes worden meestal apart van elkaar gezoogd en liggen ongeveer 20 meter uit elkaar. De geit komt zo’n 6 tot 10 keer per dag om haar jonge kalfjes te zogen voor enkele minuten. Voor de rest van de tijd zijn de kalfjes alleen. 
  • Een mannetjesree (bok) verliest elk jaar zijn gewei in de periode tussen oktober en januari. Elk jaar groeit er een nieuw en groter gewei aan.
  • Reeën komen in de gehele provincie Fryslân voor, ook op de waddeneilanden Terschelling en Ameland. Op Terschelling is het ree door de mens geïntroduceerd. De reeën op Ameland zijn, voor zover we weten, op eigen kracht naar het eiland gekomen.

Relevante documenten

Alle relevante documenten met betrekking tot het ree zijn terug te vinden in de bibliotheek.

Handige links

Veroorzaakte schade en overlast

Reeën kunnen verschillende vormen van schade en overlast aanrichten:

  1. Vraatschade: reeën vreten aan gras, gewassen als kruiden, bieten en knollen, aan bramen- en bessenstruiken en aan de uitlopers van jonge boompjes en planten. Reeën kunnen typische vraatlijnen in bosranden veroorzaken, waarbij vraatsporen vanaf de grond tot een hoogte van circa 150 cm te zien zijn.
  2. Risico’s verkeersveiligheid: reeën verplaatsen zich tussen leefgebieden en steken daarbij met name in de schemering en nacht wegen over. Daarmee vormen ze een gevaar voor de verkeersveiligheid met bijna-aanrijdingen en aanrijdingen met materiële en financiële schade en/of letsel tot gevolg.
  3. Overige schade aan bomen en beplanting: reeën maken o.a. gebruik van bomen om de basthuid, een dunne laag vaten met huid die bij de aangroei van een nieuw gewei verschijnt, van het hoornige gewei af te vegen en hun territorium te markeren. 

De genoemde vormen van schade en overlast hebben nadelige gevolgen voor de Nederlandse natuur en voor particulieren, land- en tuinbouwbedrijven, boomkwekerijen en bedrijven in de fruitteelt en de bosbouw. 

Maatregelen bij schade en overlast

Lees hier welke maatregelen ingezet mogen worden bij schade en overlast van reeën.